zaterdag 23 februari 2013

USA 2002 - INLEIDING


De daverende donderslagen overstemden ons hulpgeroep. Niet dat er ook maar iemand in de buurt was die ons zou kunnen horen. De bliksemflitsen volgden elkaar in zo’n rap tempo op dat het wel leek alsof het kleine kampeerterreintje met schijnwerpers werd verlicht. Door de grote scheuren in de tent konden wij zien hoe de jammerende beer met zijn poot over zijn kop wreef. Elk ogenblik kon hij voor de tweede keer aanvallen. Ik pakte het koekenpannetje nog steviger vast. Opeens klonk er een rauwe kreet en de beer, hij leek nog groter dan de eerste keer, ging rechtovereind staan. Toen stormde hij op onze tent af. De kinderen begonnen te gillen.
Opeens, we schrokken ons dood, was er een oorverdovende knal en een oogverblindende flits. Er klonk een afgrijselijke kreet. Toen werd het stil. Doodstil. Het leek wel alsof we in het oog van een orkaan zaten. Voorzichtig kroop ik naar buiten. Ik rook een sterke ozonlucht en de geur van verbrand haar. De zwarte logge massa lag bewegingsloos op de grond. Ik haalde opgelucht adem. Toen hoorde ik een krakend geluid. Ik draaide me om. De grote sequoia-boom, waar ons tentje zo schattig onder stond, was getroffen door de bliksem. De top van de boom stond in brand en het vuur was al overgesprongen naar de boom er naast. En vandaar weer naar de boom daarnaast. De sequoia die eeuwenlang al het natuurgeweld had overleefd, begon te kraken en voorover te hellen. “Snel, de tent uit. De boom valt om” schreeuwde ik. Net op het moment dat de kinderen de tent uitkropen en de boom met een donderend geraas en gekraak langzaam maar zeker omlaag viel, begon de zwarte massa voor ons te grommen. Hij leefde nog!  “Papa, allemaal water!” schreeuwde de jongste en ze wees naar de dam. “Dit dekt de reisverzekering vast niet allemaal” sprak mijn vrouw. Verbijsterd staarde ik haar aan.
Kijk, wie wil weten hoe dit afloopt, moeten we helaas teleurstellen. Een reisverslag zoals boven zal je hier niet aantreffen. Ten eerste hebben we het voorgaande uiteraard allemaal niet meegemaakt en ten tweede is dit een reisverslag in een heel andere stijl. In dit verslag gaat het over boterhammetjes die in het vriesvak zijn blijven liggen, over zaken die onze kinderen leuk vonden in Amerika, en wat ze niet leuk vonden, en hoe je bijvoorbeeld de rijen in Disneyland kan omzeilen. Het is een verslag van onze reis die wij van 19 juli tot 18 augustus 2002 gemaakt hebben door het westen van de Verenigde Staten. Wij, dat zijn Martin en Marianne en onze twee kinderen Judith (9 jaar) en Marijke (7 jaar). De doelstelling van dit reisverslag is tweeledig: Ten eerste vinden wij het gewoon leuk om het op te schrijven –“als vakantieherinnering voor later”. Ten tweede kan het misschien andere ouders helpen die een reis door het westen van Amerika gaan maken.
Voor ons was het de derde keer dat we Amerika bezochten. Zowel in 1988 als in 1991 hebben we een rondreis door het westen van Amerika gemaakt. De eerste keer vooral het zuidwesten (plus een week New York), de tweede keer ook het noordwesten. Een groot deel van de plaatsen die we nu bezochten hadden wij al eerder bezocht. Voor de kinderen was het de eerste keer dat ze in Amerika waren.
Oh ja, de dam was bezweken onder de aardbeving. Die was ik vergeten te beschrijven.

Voorbereiding 
Onze voorbereiding startte in oktober 2001. Toen besloten we om met de kinderen naar Amerika te gaan. Na de geboorte van Judith in 1992 (en Marijke in 1994) hadden we al onze vakanties in Europa doorgebracht. Met Eurocamp naar Frankrijk, Spanje en Italië. Om met jonge kinderen naar Amerika te gaan leek ons niet zinvol. Kinderen blijven het liefst op dezelfde plaats. Zwembad, strand, spelen, vriendjes en vriendinnetjes op een camping, dat vinden ze leuk. Vele dagen lang uren in de auto zitten daarentegen niet. En als je naar Amerika gaat, en je wilt wat zien van het land, ontkom je daar niet aan. In de zomer van 2002 zouden ze 9 jaar en 7 jaar oud zijn. Op die leeftijd moest het kunnen dachten wij. Wij wilden wel graag en we hoopten dat de kinderen Amerika ook leuk zouden vinden. We polsten ze voorzichtig en ze waren direct enthousiast. Mits we ook naar Disneyland zouden gaan. Vooruit, die opoffering wilden wij ons wel getroosten.
Als eerste stelden we een lijstje op van de dingen die we wilden zien. Bij de kinderen stond Disneyland bovenaan. Bij de ouders het Yosemite National Park. Vervolgens maakten we een globaal reisschema. De uitgangspunten hierbij waren dat we zowel natuurparken als pretparken zouden bezoeken en dat we na een lange autotocht bij voorkeur minimaal 2 nachten op dezelfde locatie zouden blijven. We dachten ‘laten we geen risico nemen’ en hoewel het nog maar oktober 2001 was, onze overnachtingen in Yosemite Valley alvast maar boeken. Wat bleek, we  waren al te laat! Het Housekeeping Camp, waar we wilden overnachten, was voor de maand juli 2002 al volgeboekt. We konden in Yosemite Valley alleen nog maar terecht in een ‘cabin without bath’ in Camp Curry. Dat legden we toen maar gelijk vast.
Vervolgens gingen we ons weer verdiepen in Amerika. Dit deden we met behulp van reisgidsen en internet. We leenden boeken uit de bibliotheek. Meestal brachten we die te laat terug en van al onze boetes had de bibliotheek een nieuwe vleugel aan het gebouw kunnen bouwen. Als we een top 5 zouden moeten maken van reisgidsen die wij nuttig dan wel mooi vonden, dan zou die er als volgt uit zien:

  1. De (engelstalige) gids van Lonely Planet over California & Nevada. (Deze hebben we dan ook gekocht en meegenomen naar Amerika)
  2. De Capitool reisgids over Californië
  3. De Lannoo gidsen van Californië en Zuidwest USA
  4. De Tourbooks van de AAA
  5. De Insight guides van Southern California en America Southwest
Dat wil niet zeggen dat andere reisgidsen niet goed zijn. Een kennis van ons zweert bij de Rough Guides.
Ook het internet bleek een rijke informatiebron te zijn. Vooral in de nieuwsgroepen kan je praktische vragen beantwoord krijgen. De volgende drie vonden wij het meest nuttig.

  1. De Amerika forums http://forum.allesamerika.com en http://forum.verenigdestaten.info
  2. De Engelstalige nieuwsgroep rec.travel.usa-canada. Deze nieuwsgroep gaat, de naam zegt het al, specifiek over reizen in Amerika en Canada.
  3. Het Engelstalige discussieforum op de site http://www.fodors.com/forums/threadselect.jsp?fid=1 Dit is een zeer mooie site, waarbij je per staat zelfs nog met behulp van een zoekmachine kan zoeken of een bepaald onderwerp aan de orde is geweest. Veel vragen over hotels en bezienswaardigheden.
De vlucht boekten we in januari. Hoewel we al in oktober wisten dat we naar Amerika zouden gaan, hebben we met het boeken van de vlucht nog even een paar maanden gewacht. Eerst wilden we zien hoe de luchtvaartmaatschappijen zouden reageren op de ontwikkelingen na de aanslagen van 11 september. In januari hadden we het idee dat er niet veel goedkope last-minute aanbiedingen in de zomer zouden komen. Het leek ons daarom beter om vast te boeken. Dit bleek achteraf een gelukkige keuze. Voor een non-stop vlucht met de KLM naar San Francisco in het hoogseizoen betaalden wij toen namelijk, via Special Traffic, 707 euro (en de kinderen kregen 25% korting). Het tarief gold in combinatie met het boeken van de autohuur en één hotelovernachting. De KLM-site gaf op dat moment als goedkoopste tarief voor dezelfde vlucht een bedrag van 820 euro aan. In maart was dit KLM tarief gestegen naar ruim 1000 euro en in april  was de prijs van het goedkoopste ticket bij de KLM zelfs meer dan 1200 euro. Dat scheelde meer dan 500 euro met de prijs die wij in januari betaald hadden. Vanaf mei was de vlucht uitverkocht.
In januari boekten wij via internet ook een hotelkamer in de Thunderbird Lodge op de rand van de Grand Canyon.  De site (http://www.grandcanyonlodges.com/) gaf aan dat dit op de door ons gewenste datum (meer dan 6 maanden later!) de laatste vrije kamer was. Dit maakte ons enigszins nerveus. Moesten we nu wel of niet al onze motelovernachtingen gaan vastleggen? In 1988 en in 1991 hadden wij buiten de Nationale Parken om geen enkel motel of camping gereserveerd en overal waar wij kwamen konden we wel een plek voor de nacht vinden. Maar ja, nu waren we met de kinderen en het leek ons vervelend om na een lange dag rijden eerst nog een tijd op zoek te moeten naar een motel met ‘vacancy’. Langzaam maar zeker boekten we daarom in de periode januari tot en met juli het ene na het andere motel. Allemaal via internet. Soms rechtstreeks en als het motel geen reserveringssysteem on line had, boekten we met behulp van de site van Travelhero. Per plaats kan je zien welke hotels er zijn, wat het kost en, of er een on line reserveringsysteem is en of er plaats is. Als er geen on line reserveringssysteem is, dan kan je via hen boeken en nemen zij contact met het motel op. Al onze boekingen die wij via hen gedaan hebben, verliepen -achteraf bekeken- allemaal perfect. Onze laatste reservering deden we een week voor vertrek en toen waren we klaar om op vakantie te gaan.

Ons definitieve routeschema zag er als volgt uit:

San Francisco -> Yosemite National Park -> Lake Tahoe -> Great Basin National Park -> Bryce Canyon National Park -> Zion National Park -> Grand Canyon National Park -> Las Vegas -> Joshua Tree National Park -> Palm Springs -> San Diego -> Anaheim (Disneyland) -> San Francisco


Amsterdam-San Francisco, 19 juli

Dag 1: vrijdag 19 juli 2002
Amsterdam-San Francisco (gevlogen afstand 6.276 miles, 10.042 km; gereden afstand: 21 miles, 33 km)
Overnachting: Best Western El Rancho Inn; Milbrae (www.bestwestern.com) Prijs kamer: $111 incl. tax

Vandaag is het zover. Onze vakantie begint. De non-stop vlucht met de KLM vertrekt om 11.45 uur. Je wordt geacht drie uur van tevoren aanwezig te zijn. Rekening houdend met de tram en trein betekent dit dat we om half acht de deur uit moeten. Het lijkt ons daarom praktisch om het ontbijt in de trein te eten. Tip 1: Als je ’s morgens vroeg weg moet, is het handig om de avond ervoor alvast broodjes te smeren en deze in het vriesvak te leggen. Tip 2: Als je ’s morgens vroeg weg gaat, moet je niet vergeten om deze broodjes mee te nemen. Op het station komen we er dus achter dat de broodjes nog in de vriezer liggen, maar gelukkig is er een Albert Heijn op het station (Den Haag CS) en deze heeft blijkbaar ervaring met ons soort vergeetachtige reizigers, want ze hebben een heel schap met gesmeerde broodjes.
Als we even voor negenen ons melden bij de KLM balie op Schiphol, zien we dat er al een hele rij staat. Het duurt ruim een half uur voordat we aan de beurt zijn en na het inchecken moeten we ook nog eens een kwartiertje in de rij staan voor de veiligheidscontrole. We zoeken daarna onze gate op, drinken wat koffie, en dan is het wachten tot we kunnen boarden. Dit heeft de KLM niet handig georganiseerd. Eerst moeten we in een rij staan om ons paspoort nog een keer te laten zien en daarna in een andere rij voor een veiligheidscontrole. In de kleine ruimte staan de rijen natuurlijk hopeloos door elkaar. Bij sommige mensen worden de schoenen gecontroleerd maar wij mogen ze aanhouden. Ondanks dat het boarden niet vlot gaat vertrekt het vliegtuig wel keurig op tijd.

De vlucht duurt lang, liefst elf uur, maar de kinderen houden zich heel goed . Als we om twee uur ’s middags plaatselijke tijd gaan landen in San Francisco zien we uit het raampje dat naast ons een ander vliegtuig tegelijkertijd gaat landen. De piloot roept voor de zekerheid om dat er echt twee landingsbanen naast elkaar zijn. Hadden we ook wel gedacht. Aangezien we helemaal achter in het vliegtuig zaten, zijn we zo ongeveer als laatste uit het vliegtuig. Bij de immigration-dienst staat een lange rij. Vlak voordat je aan de beurt bent, verdeelt de rij zich over vijf balies en hoe we het voor me elkaar krijgen, weet ik niet, maar op een of andere wijze kiezen we net voor die balie waar alle mensen voor ons papieren hebben die niet deugen. Dat duurt eindeloos. Het duurt zelfs zo lang dat Marianne, die op een gegeven moment maar weer achteraan sluit bij de balie naast ons zelfs nog eerder aan de beurt is. Het slaat nergens op maar onze ervaring achteraf in Amerika is dat waar je ook in de rij staat, de linkerrij altijd de snelste is. Als we bij de bagageafdeling komen, zijn de enige koffers en tassen die nog op de lopende band draaien die van ons.
Vervolgens gaan we op zoek naar het busje dat naar alle autoverhuurbedrijven op het vliegveld rijdt. Een medewerker van het vliegveld stuurt ons de verkeerde kant op -en wij nog ‘thank you very much’ zeggen- maar na enig zoeken vinden we het busje.
We hebben de auto bij AVIS gehuurd. Het ophalen gaat vlot, geen lange wachtrijen. In tegenstelling tot de voorgaande keren probeert de baliemedewerkster na het zien van onze voucher ons geen extra verzekeringen of updates te verkopen. Helaas krijgen we ook geen gratis update. In 1988 kregen we een gratis update van één klasse en in 1991 zelfs van twee klassen. De door ons bestelde auto, type E-klasse, blijkt aanwezig te zijn. Het is een witte vierdeurs Buick.


De koffer en de tassen passen in de kofferbak – daar hadden we ons van tevoren nog wel enige zorgen over gemaakt -  en nadat we ons nog even door iemand van Avis de bediening van de auto hebben laten uitleggen, rijden we naar ons motel.
Alle voorgaande keren dat we in San Francisco geweest zijn, verbleven we in een Best Western aan de Camino Real in Milbrae, een voorstadje van San Francisco. Niet het goedkoopste motel maar wel mooi en vlakbij het vliegveld. We hebben daarom weer voor dit motel gekozen. We denken de weg nog te weten maar op een of andere wijze rijden we toch verkeerd. We zitten op een gegeven moment op de US 101 North in plaats van South. We rijden daardoor meer dan 15 mijl om. Om vijf uur plaatselijk tijd checken we in. Voor ons gevoel is het echter al twee uur ’s nachts. Judith valt dan ook om zes uur al als een blok in slaap. Wij halen nog even een broodje in de Safeway, een grote supermarkt vlakbij het motel, en nemen daarna een duik in het zwembad. Om half tien ’s avonds, plaatselijke tijd, gaan we naar bed .


San Francisco, 20 juli

Dag 2 zaterdag 20 juli 2002
San Francisco (gereden afstand: 24 miles, 38 km)
Overnachting: Best Western El Rancho Inn; Milbrae (www.bestwestern.com) Prijs kamer: $111 incl. tax

Vandaag staat San Francisco op het programma. Iedereen is om zes uur al wakker. We hadden bedacht om met het openbaar vervoer de stad in te gaan. (Voor informatie over het openbaar vervoer in San Francisco: zie http://www.transitinfo.org/).  Na het ontbijt rijden we daarom naar het station van Milbrae (slechts drie blokken van het motel af). Terwijl wij op het station staan te kijken welke trein we moeten hebben, komt een vriendelijke Amerikaan die zijn hond aan het uitlaten is naar ons toe en vertelt ons dat er in het weekend helemaal geen treinen rijden vanaf dit station. Als we downtown San Francisco in willen, kunnen we veel beter met de metro gaan. Ze zijn nu bezig om de metro door te trekken naar het vliegveld en naar Milbrae, maar dat is pas in 2003 af. Nu kunnen we het beste rijden naar de BART metrohalte bij Mission Street. Aan de hand van onze plattegrond legt hij ons uit hoe we moeten rijden. Zijn aanwijzingen kloppen precies. De auto kunnen we makkelijk kwijt en met de metro rijden we naar de halte Powell Street.
Van Powell Street willen we met de Cable Car naar Fisherman’s Wharf. Dat willen een paar honderd andere toeristen ook. We kopen kaartjes ($2 per persoon) en gaan in de rij staan. De kinderen vervelen zich niet. Powell Street is het eindstation van de tram (of het beginstation, dat hangt er vanaf hoe je het bekijkt.) De tram rijdt er niet in een lus maar alle trams bij Powell Street worden met behulp van een draaiplateau omgedraaid. Het duwen is handwerk. De kinderen vinden dat reuze interessant om te zien.




Een fastfoodwinkel deelt gratis kleine bekertjes limonade-ijs uit aan dat deel van de rij dat voor hun winkel staat te wachten en een straatmuzikant laat de rij wachtenden genieten van zijn niet-aanwezige muzikale talent. Na 40 minuten wachten zijn wij aan de beurt. Het schijnt overigens dat je bij Fisherman’s Wharf op drukke dagen wel eens wachttijden van twee uur hebt. We staan op het achterbalkon bij de conducteur die tevens remmer is. Hoewel wij dachten dat de tram toch echt vol was, slagen enkele meer ervaren cable car-reizigers er toch nog in om zich bij de volgende halte (100 meter verderop) naar binnen te wurmen. Zo kunnen wij ook een wachtrij omzeilen. Gelukkig hebben wij er op ons balkonnetje geen last van. De conducteur stuurt iedereen die denkt dat er op het balkon nog wel extra plaats is onverbiddelijk weg.  De kinderen vinden het ritje prachtig. Ook wij vinden het leuk en heel praktisch. San Francisco is gebouwd op heuvels en we moeten er niet aan denken dat we het hele eind van Powell Street naar Fisherman’s Wharf hadden moeten lopen.
Bij Fisherman’s Wharf doen de kinderen tikkertje op het strandje bij het Maritiem Museum. Wij zitten op ons gemak in het gras. De Golden Gate brug ligt grotendeels verstopt in een mistbank. Slechts de torens steken erboven uit. Judith klaagt dat de brug niet goudkleurig is. Klopt, de brug is rood. Hij heet de Golden Gate brug omdat het de brug is over de ingang van de baai. En deze ingang werd door de Spanjaarden in de 18e eeuw de ‘golden gate’ genoemd, welke naam populair werd tijdens de goldrush van 1849. Tussen de middag gaan we eten in één van de vele restaurantjes in Ghiradelli. Dit is een oude cacaofabriek die helemaal verbouwd is en waarin nu veel kleine leuke winkeltjes en restaurantjes zitten. Wij eten een pannenkoek en de kinderen de eerste van de vele hotdogs die ze in Amerika zullen eten.


’s Middags staat Alcatraz op het programma. De kinderen weten daar al alles van. Dit dankzij Bassie en Adriaan en hun  videobandserie over hun avonturen in Amerika. Een goede voorbereiding op wat ze kunnen verwachten. Alcatraz valt overigens onder de National Park Service (NPS). Wie meer informatie dan die van Bassie en Adriaan over Alcatraz wil hebben, kan deze vinden op de NPS-site http://www.nps.gov/alcatraz/. Alcatraz is een populaire toeristische attractie. We hadden daarom al via internet kaartjes gereserveerd. (http://www.blueandgoldfleet.com/abcsc.htm) Daar kan je ook zien of er op de door jou gewenste dag en tijd nog plaats is. Wij hadden de kaartjes een kleine week van tevoren besproken. Toen waren op onze zaterdag alle boten tot drie uur al uitverkocht.
Voor het gewone loket staat een lange rij, terwijl er alleen nog maar voor de allerlaatste boottocht die dag kaartjes verkrijgbaar zijn. Voor het loket van de internetkaartjes daarentegen staan maar twee mensen te wachten. Nadat we onze tickets ($39,50 voor ons vieren; geen audiotour) afgehaald hebben, lopen we even over Fisherman’s Warf om een stel sandalen voor Marijke te kopen. Fisherman’s Warf is niet echt leuk. Alleen maar druk, druk, druk. Om drie uur vaart onze boot. Hij doet er een kwartiertje over. Vanaf de boot heb je een mooi uitzicht over San Francisco en de baai.


 



De kinderen hebben een verschillende mening over Alcatraz. Marijke, de jongste, vindt het reuze interessant. Een oude gevangenis op een eiland. Dat is speciaal. Judith daarentegen vindt het allemaal maar eng. Hier hebben allemaal moordenaars gezeten. Om vijf uur varen we weer terug. We lopen naar Union Square en nemen daar de Cable Car naar Powell Street.  Deze keer moeten we dertig minuten wachten. Papa en mama waren liever met de bus terug gegaan (scheelt wachten) maar de kinderen vinden de Cable Car veel leuker. Het liefst hingen ze buiten aan de tram maar dat mag van ons niet. Bij Powell Street lopen we nog even langs wat winkels en nemen vervolgens weer de metro terug.
’s Avonds laat gaan we nog even naar de Safeway. We vragen om een club card. Als ze horen dat we toeristen zijn, hoeven we zelfs het formulier niet in te vullen maar krijgen we hem zo mee. Als je in een supermarkt gaat winkelen en ze hebben zo’n systeem, vraag dan altijd even bij de informatiebalie om zo’n kaart. Kan je een hoop geld schelen. In ons geval betalen we bijvoorbeeld slechts $12,50 in plaats van $25 voor een super de luxe Coleman koelbox inclusief afvoerkraantje. Er zitten zelfs nog een koeltas en een soort drinkfles in. ‘Good value for money’ zegt de kassajuffrouw. En zo is het maar net. Overigens, wie in de zomer door het westen van Amerika reist doet er verstandig aan om een koelbox te kopen. Een grote zak met ijsblokjes kan je in alle supermarkten kopen of je haalt ijsblokjes gratis uit de ijsmachine bij je motel.

San Francisco – Yosemite, 21 juli

Dag 3 zondag 21 juli 2002
San Francisco – Yosemite (gereden afstand:  192 miles, 307 km)
Overnachting:YosemiteValley:HousekeepingCamp http://www.yosemitepark.com
Prijs tent: $ 58

We staan redelijk vroeg op en checken om halftien uit. Omdat we lid zijn van de ANWB kunnen we gebruik maken van de AAA korting. De AAA is de Amerikaanse zusterorganisatie van de ANWB. Ze hebben een ‘show your card’ programma waarmee je bij een hoop motels (en attracties) 10% korting krijgt. We hoeven overigens bij het afrekenen, net zoals bij alle andere motels waar we bij de boeking opgegeven hadden dat we zo’n kaart hadden, onze kaart niet eens te laten zien. Eerst rijden we nog even naar onze Safeway die ook op zondag open is. We kopen wat spullen voor de lunch zoals water, limonade en sandwiches. Je kunt er allerlei sandwiches naar wens klaar laten maken. Niet goedkoop ($4,99 per sandwich) maar wel zeer rijkelijk belegd en erg lekker.
Onderweg in de auto spelen de kinderen met hun gameboy. Om de lange afstanden in de auto te overbruggen hebben we als verrassing voor de kinderen twee gameboys gekocht. Judith was er overigens al vier maanden voor aan het sparen. Ze zit nu allerlei andere bestemmingen voor het gespaarde geld te verzinnen. Het was mooi weer in San Francisco en als we naar het oosten rijden blijft de lucht stralend blauw. Pas als we uitstappen voor onze picknick merken we dat het hier een stuk warmer is dan in San Francisco. Het laatste stuk naar Yosemite kent enkele steile bochtige wegen. Op een gegeven moment staan er zelfs borden aan de kant van de weg die wijzen op het gevaar van mogelijke oververhitting van de motor en daarom wordt geadviseerd om de airco uit te zetten. Gelukkig is het met het raampje open nog wel te doen. Bij de ingang van het park kopen we voor $50 een Golden Eagle pas waarmee we één jaar lang toegang hebben tot alle nationale parken van Amerika. Als je meerdere nationale parken bezoekt heb je hem er zo uit. De toegang tot Yosemite is bijvoorbeeld al $20.
We zullen 5 nachten in Yosemite blijven. (Voor informatie over Yosemite en de andere nationale parken: zie www.nps.gov).
We overnachten in het park. Op het laatste moment hebben we toch nog het Housekeeping Camp kunnen boeken. Yosemite is een heel populair park. Voor onderdak in Yosemite Valley moet je daarom of heel vroeg boeken (soms wel een jaar van tevoren) of heel laat. Dit laatste klinkt een beetje merkwaardig maar dat zit zo. Er zijn namelijk nogal wat mensen die op het allerlaatste moment annuleren. Daardoor zie je een paar dagen van tevoren vaak opeens weer allerlei logiesmogelijkheden vacant staan. Gewoon elke dag even op internet kijken. Zo zagen wij een week voor vertrek ook opeens Housekeeping Camp vrij komen en hebben we onze reservering voor Camp Curry omgewisseld (kosten omwisseling $5).
Housekeeping Camp ligt prachtig, midden in Yosemite Valley aan de Merced River. Er staan een soort tenthuisjes. 



Drie wanden zijn van beton, de voorkant is van zeil. Er staan vier bedden, te weten een dubbelbed en een stapelbed , en je hebt stroom. Je kan eventueel lakens en dekens huren. Wij hadden overigens zelf lakens en slaapzakken bij ons. Buiten, tussen je tenthuisje en een houten omheining in, heb je een extra ruimte waar  een picknicktafel, een hoge plank om aan te koken, een barbecue en de onvermijdelijke bearbox staan. In Yosemite komt de bruine beer voor. Daarom ben je verplicht om al je voedsel en andere zaken die ruiken zoals zeep en tandpasta in een ‘bearbox’ te stoppen. De tenten zijn heel anders dan de cabins in Camp Curry die we eerst geboekt hadden. Dat zijn houten huisjes, dicht tegen elkaar aan en zonder de gelegenheid buiten te zitten. Housekeeping Camp is wat primitiever (en 30 dollar per nacht goedkoper) maar met de kinderen erbij is de ruimte die we nu hebben heel plezierig. Ook zijn er douches en is er een coin laundry.

Het is in Yosemite erg warm, ruim boven de dertig graden. Nadat we uitgepakt hebben trekken de kinderen daarom hun zwempak aan en gaan zwemmen in de Merced River en spelen op het ministrandje dat vlakbij onze tent ligt. ’s Avonds gaan we met de gratis shuttlebus naar The Loft, een restaurant in Yosemite Valley, waar we één pizza, maatje medium, bestellen. Hoewel we met zijn vieren zijn, krijgen we hem niet eens op.

Yosemite, 22 juli

Dag 4 maandag 22 juli 2002
Yosemite National park: (gereden afstand in het park: 102 mijl, 165 km)
Overnachting: Yosemite Valley:House keeping Camp  Prijs tent: $ 58

Maandag is de eerste van onze vier volledige dagen in Yosemite. Wij vinden Yosemite het mooiste nationale park van de USA (met Yellowstone als goede tweede). We raden iedereen dan ook altijd aan om er meerdere dagen te verblijven. Het park is meer dan 3000 km2 groot en ligt in het hart van de Sierra Nevada. Er zijn grote granieten rotsen die afgeslepen zijn door gletsjers, prachtige valleien, bossen met grote sequoia’s, meren, riviertjes en spectaculaire watervallen. De bekendste watervallen bevinden zich in Yosemite Valley. Deze vallei heeft een oppervlakte van 18 km2. De vallei vormt dus maar een heel klein deel van het park, maar het is wel het deel waar veruit de meeste bezoekers heen gaan. Jaarlijks komen hier wel een paar miljoen bezoekers. Het park heeft daardoor zelfs de enigszins dubieuze eer dat het het eerste nationale park van Amerika was waar een file stond (Memorial Day 1985.) Het autoverkeer stond toen helemaal vast. Voor een overzicht van Yosemite Valley zie: http://www.nps.gov/yose/planyourvisit/upload/yosevalley-2011.pdf



Martin is al om zeven uur wakker en loopt in alle vroegte een stukje langs de Merced River. Daar komt hij onze Housekeeping Camp buurvrouw en haar dochtertje tegen. ‘No bears today’ zegt ze. Gisterenmorgen hadden ze een beer gezien die in alle vroegte aan de overkant van de rivier bezig was met ‘making his way up in the valley’. Wij zullen overigens tijdens ons verblijf in Yosemite maar één keer een beer zien, te weten de opgezette beer in het Visitor Center.
Het is altijd heel handig om het Visitor Center te bezoeken. De rangers zijn altijd zeer bereidwillig om je te voorzien van allerlei nuttige informatie. Ook kan je je er inschrijven voor wandelingen onder begeleiding van een ranger of voor diverse gratis cursussen. Zo hebben wij de vorige keer een middag met een professionele fotograaf mee gelopen. (Moet heel grappig zijn voor een buitenstaander om twintig mensen tegelijkertijd een boomschors te zien fotograferen.)  Deze keer gaan we echter niet naar de rangerpraatjes. Het lijkt ons niet zo geschikt met de kinderen omdat we anders alles constant moeten vertalen.

Na het Visitor Center bekijken we eerst het indianendorpje naast het Visitor Center. Het moederhert met haar jong dat er loopt trekt de meeste aandacht van de kinderen. Daarna nemen we de shuttlebus naar de Yosemite Falls. Deze grootste waterval van Noord Amerika (wat betreft valhoogte), is in het voorjaar op zijn mooist maar staat nu, eind juli, bijna droog. Gelukkig is de kraan nog niet helemaal dicht gezet. Onder aan de waterval stroomt het water door een bedding van enorme keien. Daartussen ziet het zwart van de mensen. Het is voor toeristen de makkelijkst bereikbare waterval van Yosemite. Het is behoorlijk warm en de kinderen hebben er een klauterpartij voor over om in het ijskoude water te kunnen afkoelen.



Om vier uur gaan Martin en Marijke nog even zwemmen in het zwembad bij Camp Curry. Judith speelt liever op haar nieuw verworven gameboy.

’s Avonds eten we in Curry Village een ‘all you can eat’ dinnerbuffet ($33 met zijn vieren). De kwaliteit en de keuze houden niet echt over. Judith bijvoorbeeld is uren bezig om te kiezen. Er zit niets bij wat ze lekker vindt. Uiteindelijk komt ze met één klein tomaatje op haar bord bij ons aan tafel. Dat is dan wel een heel duur tomaatje en we sturen haar terug om wat meer te halen.

Yosemite, 23 juli

Het ‘all you can eat’ ontbijt ($27 voor ons vieren) dat we dinsdagmorgen eten is beter dan het avondeten gisteren. We eten er flink van om met een goed gevulde maag naar de Vernal Falls te lopen.

Vernal Falls is de mooiste waterval in Yosemite. Deze waterval droogt ook nooit uit. Je moet er echter wel enige moeite voor doen om er naar toe te lopen. Het pad erlangs is behoorlijk steil en het is erg warm.
Na een half uur heuvelopwaarts wandelen (voldoende water mee) kom je bij een bruggetje vanwaar je een mooi uitzicht van onderen hebt op de waterval. Hier is ook een wc-gebouwtje. Wij willen echter ook naar de bovenkant van de waterval lopen, maar daar hebben de kinderen niet zo’n zin in. Als we echter nieuwe batterijen voor de gameboy in het vooruitzicht stellen vliegen ze vooruit. Het is een vermoeiende klim maar de moeite waard.

 


 

Terug lopen we niet langs de waterval, maar we nemen het langere, minder steile pad dat in de buurt van de toiletten weer samenkomt met het andere pad. Dit betekent eerst nog een stuk verder omhoog lopen, maar de afdeling daarna is makkelijk.

 


Om wat af te koelen eten we ’s middags een ijsje bij Camp Curry. Daarna huren we een rubberen boot ($50). Het raften op de Merced River gaat moeizaam, want er staat weinig water in de rivier. Op sommige stukken moeten we zelfs uit de boot om deze over de ondieptes te helpen. Bovendien hebben we tegenwind zodat er ondanks de stroom nog flink gepeddeld moet worden. Het uitzicht vanaf de rivier is echter schitterend.


Af en toe laten we de kinderen peddelen (Judith doet het beter dan Martin). Ze vinden het allebei prachtig en als we na twee uur naar de kant moeten om de boot in te leveren, willen ze het liefst nog een keer. ‘s Avonds eten we in de Yosemite Lodge Food Court. Het eten hier is beter dan dat van gisteren in Camp Curry.

Yosemite, 24 juli

Woensdag 24 juli

Vandaag rijden we naar de Mariposa Grove om de sequoia’s te bekijken. We parkeren de auto bij Wawona en vandaar gaan we verder met de gratis shuttlebus.


 


In de Mariposa Grove kopen we voor 50 cent een foldertje en wandelen we naar de Grizzly Giant en de Californina Tunnel Tree. In deze laatste boom, de naam zegt het al, is in 1895 een tunnel gehakt groot genoeg om postkoetsen door te laten. In tegenstelling tot de wat bekendere Wawona Tunnel tree, die in 1969 onder een enorm sneeuwpak bezweek, staat deze tunneltree nog overeind. De wandeling is echter niet zo’n succes bij de kinderen. Ze vinden het niet alleen te warm maar het is vooral heel anders dan ze het zich hadden voorgesteld. Dat is de schuld van Bassie en Adriaan.  Die speelden in de video namelijk verstoppertje tussen de sequoia’s. De kinderen hadden van tevoren bedacht dat ze dat ook wilden. Echter, de opnames zullen waarschijnlijk ergens anders gemaakt zijn, want a) er staan veel minder sequoia’s dan in de film en b) ze staan deels met hekken afgeschermd en je kunt er dan ook niet omheen lopen.
Als we weer terug zijn in Wawona maken we bij het Pioneer Village een ritje met een soort postkoets (kosten $10 voor ons vieren). Dit is wel een groot succes bij de kinderen. De tocht gaat langs het Wawona hotel. Dit is het op één na oudste hotel van Californië. Alleen het hotel del Coronado in San Diego is ouder. Helaas voor de kinderen duurt het tochtje maar tien minuten.


Vervolgens rijden we naar Glacier Point. Vandaar hebben we een prachtig uitzicht over Yosemite Valley, de watervallen en Half Dome. Half Dome is de bekendste top van Yosemite. Een gletsjer heeft in een ver verleden ooit eens de helft ervan afgesleten. Half Dome beklimmen is nu een geliefde uitdaging. Waarschijnlijk is echter iemand onzorgvuldig met vuur geweest, want er is brand op Half Dome. Halverwege de berg zien we namelijk vuur en rook. Een blushelikopter waar een grote zak water onder aanhangt vliegt af en aan. Als we een half uurtje later terug naar de vallei rijden is de brand nog niet geblust.


Onderweg staan een paar auto’s stil aan de kant van de weg. Er blijkt een coyote te lopen. Wij stoppen ook en nemen wat foto’s.

Yosemite, 25 juli

Donderdag 25 juli

Vandaag blijven we in de vallei en maken er een rustig dagje van. In Camp Curry huren we fietsen (is niet goedkoop; samen $80 voor een dag). Over de mooi aangelegde fietspaden maken we een tocht door de vallei. Als we bij een bruggetje over de Merced River komen, springen de kinderen van hun fietsen af en gaan weer uitgebreid spetteren in de rivier.


 ’s Middags hebben de kinderen niet zo veel zin meer in fietsen. We leveren hun fietsen in. Terwijl zij gaan zwemmen in het zwembad van Camp Curry (gratis toegankelijk voor gasten van Camp Curry en Housekeeping Camp) fietsen wij nog naar Mirror Lake. Daar maken we een korte wandeling. Nadat wij de fietsen ingeleverd hebben, gaan wij ook naar het zwembad. We eten weer in de Yosemite Lodge.




Martin gaat ‘s avonds nog even naar een winkel in Camp Curry om wat souvenirs te kopen. Onder andere onze jaarlijkse Yosemite kalender die we anders altijd via de post -en tegenwoordig internet- bestellen. Terwijl hij bij het Housekeeping Camp op de shuttlebus zit te wachten, komt er een grote Amerikaanse familie aanlopen. De oudste man van het gezelschap gaat naast Martin op het bankje zitten en begint een gesprek. Je raakt overigens altijd heel snel en gemakkelijk met Amerikanen in gesprek. Als Martin vertelt dat we op vakantie zijn, vraagt de man wat we al gezien hebben van Californië. Als hij hoort dat we in San Francisco begonnen zijn, wordt hij enthousiast. Daar is hij geboren en getogen. Hij heeft er zijn hele leven lang al gewoond. Het tramritje vanaf Powell Street naar Fisherman’s Warf deed hij vroeger dagelijks. Hij was namelijk leraar op een school die halverwege de rit lag. Voor de school sprong hij altijd van de rijdende tram af. Nu op zijn leeftijd, hij blijkt al 88 te zijn (“but my wife is 90!” ) kon hij dat uiteraard niet meer. Hij had ook nog de Golden Gate brug gebouwd zien worden. Eerst waren er touwen over de baai gespannen en vervolgens werd de brug gebouwd. Het had wel een paar jaar geduurd voordat hij klaar was. (Thuis hebben we het opgezocht. Er werd met de bouw in 1933 begonnen en in 1937 was hij klaar.) De laatste tien jaar gingen ze elke zomer een week met de hele familie naar Yosemite en kampeerden dan in het Housekeeping Camp. Hij zelf was al in 1935 voor het eerst in Yosemite geweest. Of een hotelkamer dan gezien zijn leeftijd nu niet wat comfortabeler was? Ja dat wel, maar ze waren geen “rich family” en bovendien het kamperen ging nog heel goed . Hij en zijn familie waren nu op weg naar het avond rangerpraatje bij Camp Curry. Moesten wij ook gaan doen. Dat was heel leuk. Vanavond ging het over de Firefall. Vroeger lieten ze van Glacier Point (dat pal boven Camp Curry ligt) ’s avonds als het donker was gloeiend hete kolen omlaag vallen waardoor het net leek alsof er een rood gekleurde waterval de vallei in viel. In de jaren tachtig werd het beleid echter anders en besloot men om met deze kunstmatige attractie te stoppen. Hij had het in het verleden echter heel vaak gezien, dus voor hem was de lezing wel een stukje nostalgie.

Yosemite – South Lake Tahoe, 26 juli

Dag 8: vrijdag 26 juli 2002
Yosemite – South Lake Tahoe ( gereden afstand 235 miles,  376 km)
Overnachting: Best Western Station House Inn (www.bestwestern.com) prijs kamer $137

Vandaag vertrekken we uit Yosemite. De kinderen vinden het jammer. “Waarom kunnen we hier niet twee weken blijven?” vragen ze. We hebben om 8 uur al alles ingepakt en gaan met de auto naar Camp Curry. Daar eten we in het Curry’s Dinner Pavilion voor de laatste keer ons ‘all you can eat breakfast’. Na het ontbijt wordt de koelbox volgeladen en vertrekken we richting South Lake Tahoe. Na 1,5 uur rijden zijn we bij de Tuolumne Meadows, nog steeds Yosemite National Park. Helaas geen bloeiende weide. Elk jaar staat op onze Yosemite-kalender wel een foto van deze bloeiende weide. Wij zijn er nu in mei, juli en september geweest, maar tot nu toe nog nooit een bloem gezien.
We maken een korte stop bij Olmsted Point en bij Tuolumne Meadows. Judith heeft meer interesse voor haar gameboy.







Als we de Tiogapass over zijn en het park verlaten, gaan we linksaf de US 395 north op. Mono Lake slaan we over. Wij zijn er al eerder geweest en het is beslist de moeite waard, maar de kinderen zijn niet direct enthousiast om de tufa’s, dat zijn kleine rotsformaties in het meer, te bekijken (“stomme rotsen, wat is daar nou aan?”). Bovendien willen we de tijd gebruiken om Bodie te gaan bekijken.
Bodie is een spookstadje, gelegen tussen Lee Vining en Bridgeport in. Toen hier in 1878 veel goud werd gevonden nam het aantal inwoners binnen een jaar toe van slechts 20 mensen tot meer dan 10.000! Nadat de goud- en zilveraders uitgeput raakten, vertrokken de meeste mensen weer. Omstreeks 1930 woonden er nog maar een paar honderd. Deze hadden het op een gegeven moment ook wel gezien. In 1947 vertrok de laatste bewoner en kregen wind en de andere weerselementen vrij spel. In 1962 besloot men om van Bodie een State Historic Park te maken. Zo’n 5% à 10% van de oorspronkelijke gebouwen staat er nog. Bodie was één van de meest wilde stadjes van het hele wilde westen. Zie bijvoorbeeld het volgende stukje afkomstig van de site www.desertusa.com/bodie/bodie.html

“By 1879, Bodie boasted a population of about 10,000 and was second to none for wickedness, badmen, and “the worst climate out of doors.” One little girl, whose family was taking her to the remote and infamous town, wrote in her diary: “Goodbye God, I’m going to Bodie.” This phrase came to be known throughout the west. Killings occurred with monotonous regularity here in Bodie, sometimes becoming almost daily events. The fire bell, which toll ed the ages of the deceas ed when they were buried , rang often and long. Robberies, stage holdups and street fights provided variety, and the town’s 65 saloons offered many opportunities for relaxation after hard days of work in the mines. The Reverend F.M. Warrington saw it in 1881 as “a sea of sin, lashed by the tempests of lust and passion.”
Voor de officiële website zie hier. Wie foto’s van Bodie wil zien, kan deze vinden op http://www.bodie.net/album/









Vanaf de US 395 loopt er een kronkelende zijweg naar Bodie. De eerste 9 mijlen zijn geasfalteerd, de laatste 3 echter niet, maar deze zijn goed berijdbaar. Bij de ingang (toegang $3) kopen we een zeer informatief foldertje. We wandelen ongeveer een uur lang rond tussen de houten huizen. In de meeste huizen is nog huisraad achtergebleven. In een saloon zien we zelfs nog een piano staan. Ook het schoolgebouw is nog compleet ingericht. Van de afgebrande bank staat alleen nog de kluis overeind. Hoewel we vrij hoog zitten, is het ook hier erg warm en daarom blijven we maar niet te lang. Onze lunch gebruiken we op de picknickplaats die iets verderop gelegen is. Daarna vervolgen we onze weg naar Lake Tahoe.
Als we weer een halfuurtje op de US 395 rijden zien we opeens een lampje branden op het dashboard. ‘Low tire’ geeft het aan. Oeps, wat is dat nou. Een lekke band? De banden voelen echter goed aan en er is ook niks te zien. Voor de zekerheid besluiten we een garage op te zoeken. Het eerste dorpje van onze kaart blijkt uit 5 huizen te bestaan zonder garage. Het tweede dorpje heeft wel een garage. De eigenaar, houthakkershemd, olievegen op zijn voorhoofd en bezig met de reparatie van een truck, bekijkt onze auto. Hij schopt even tegen de banden aan en concludeert dat ze hard genoeg zijn. Hij had, voordat hij deze garage begonnen was, gewerkt bij de Buick Company. Ze hadden altijd problemen met de elektronica. We konden er gewoon mee doorrijden. Bij de volgende keer tanken moesten we even de bandenspanning controleren. Hij had er nu even geen gelegenheid voor. De truck moest af. De bandenspanning moest minstens 32 zijn. Maar dat hadden ze volgens hem wel. Enigszins gerustgesteld rijden we verder.
Via de US 395 en de kronkelige maar mooie SR 89 bereiken we de US 50. Daar moeten we rechtsaf. We hebben echter ook geen keus want in verband met een bosbrand is de weg naar links afgesloten. Door de extreme droogte zijn er deze zomer veel bosbranden. Dankzij de duidelijk aangeven straatnamenborden (de namen van de zijwegen hangen bij elke kruising boven de weg) vinden we in South Lake Tahoe ons motel gemakkelijk. De kinderen nemen een frisse duik in het meer. Het bijbehorende strand, inclusief speeltoestellen, is overigens het privé strand van een ander luxe hotel, maar wij doen alsof we ook van dat hotel komen. We zien een helikopter een grote zak met water uit het meer opvissen en weer richting bosbrand vliegen.
’s Avonds eten we bij het motel. De glazen met ijswater staan al klaar en worden zo ongeveer na elke slok door een ober bijgevuld. Judith en Marijke maken er een wedstrijdje van. Ze proberen hun glas leeg te drinken voordat hij het kan bijvullen. Net als Marijke haar tactiek aan Judith uitlegt wordt haar halflege glas achter haar rug al weer bijgevuld, wat tot grote hilariteit en een verbaasd kijkende ober leidt.
Als we weer terug zijn bij onze motelkamer schopt Martin op dezelfde wijze als hij de man van de garage ’s middags heeft zien doen nog even tegen de banden van de auto aan. Ziet er goed uit roept onze deskundige.

South Lake Tahoe – Fallon, 27 juli

Dag 9: zaterdag 27 juli 2002
South Lake Tahoe – Fallon ( gereden afstand: 92 miles, 147 km)
Overnachting: EconoLodge (www.econolodge.com) Prijs kamer $64

We laten de kinderen uitslapen en na een uitgebreid ontbijt, dat ons volgens de menukaart zo’n dertig dollar gekost zou hebben maar inbegrepen is in de prijs van de kamer, gaan wij inpakken terwijl de kinderen een duik in het zwembad van het hotel nemen. We gooien een paar Amerikaanse centen in het bad en als ze die opduiken mogen ze die houden. Daar zijn ze wel even zoet mee. Om elf uur checken we uit. Dit tot groot verdriet van Marijke die nog een cent mist.
Vandaag hoeven we niet zo ver te rijden. We doen het dan ook rustig aan. Eerst zoeken we een garage op. Het vooruitzicht om morgen 600 km over de ‘Loneliest road of America’ te rijden, terwijl er een lampje ‘Low Tire’ brandt, spreekt vooral Martin niet zo aan. Hij ziet ons al in de woestijn een band verwisselen. Toen we gisteren South Lake Tahoe inreden had Martin een garage gezien die zich zelf aanprees als de bandenspecialist. We zoeken de garage op en nadat we in ons beste engels de zaak uitgelegd hebben, controleert een monteur de spanning van alle vier de banden. Elke band blijkt een spanning van 40 te hebben waarbij 42 het maximum is. Geen flauw idee wat de eenheid is, maar het is in ieder geval prima in orde. Samen met een collega komt hij tot de conclusie dat het lampje gewoon niet deugt en dat we er rustig mee door kunnen rijden. Dat is wel een geruststellende gedachte. Het enige nadeel is dat, mochten we daadwerkelijk een keer een langzaam leeglopende band krijgen, we er niet op zullen reageren omdat het lampje toch al brandt. We hoeven de garage overigens niets te betalen. Service van de zaak. Als dank geven we een paar dollar voor een biertje.
Vervolgens gaan we op zoek naar een midgetgolfbaan. Toen wij 14 jaar geleden in South Lake Tahoe waren, hebben we op een fantasiebaan gespeeld met allerlei sprookjesfiguren. De kinderen hebben daar foto’s van gezien en willen daar ook op spelen. We kunnen de baan niet meer vinden maar op aanwijzing van de monteurs van de garage komen we bij de ‘Magic Carpet Golf’ baan; adres: 2445  Lake Tahoe Blvd (dat is de grote weg die door South Lake Tahoe loopt, de golfbaan ligt aan de kant van het meer naast een klein pretparkje. Deze baan is zelfs nog mooier dan die van 1988. Liefst drie fantasiebanen van 18 holes. Sprookjes- en dierenfiguren op de banen, bewegende hindernissen, wonderlijke vormen, er is zelfs een baan waarbij het gat waarin je de bal moet slaan beweegt. Dat heeft Tiger Woods vast nog nooit meegemaakt. Deze minigolfbaan is dan ook een groot succes bij de kinderen. We doen twee van de drie banen. Het enige nadeel is dat het ruim boven de dertig graden is, zodat het veel water drinken is. De kinderen willen zelfs nog ook de derde baan spelen, maar daar hebben we echt geen zin meer in. Veel te warm. Als we de stokken en de ballen inleveren is het voor ons nog even spannend. Je mag namelijk je balletje in een soort gokmachine gooien en als je wint mag je gratis nog een rondje. Tot ons geluk maar tot verdriet van de kinderen winnen we niet.
Vervolgens rijden we naar een sportzaak waar ik nieuwe sportschoenen koop. De oude hebben de wandeltochten in Yosemite niet goed doorstaan. Aangezien je een tweede paar voor de helft van de prijs krijgt, besluit Martin ook een stel te kopen. Je bent Hollander of niet. Zijn vorige sportschoenen had hij overigens veertien jaar eerder toevalligerwijze ook in South Lake Tahoe gekocht. Dat ze zolang meegegaan zijn zegt wel iets over zijn sportieve prestaties. Waarschijnlijk koopt hij in het jaar 2016 wederom in South Lake Tahoe zijn volgende sportschoenen.
Daarna rijden we South Lake Tahoe uit op weg naar Fallon. Oorspronkelijk hadden we gepland om onderweg ook Virginia City te bezoeken. Virginia City is een oud western stadje dat zijn glorietijd tussen 1850 en 1890 beleefde en nu deels gerestaureerd is. (Voor informatie over Virginia City zie: http://www.vcnevada.com/) Onder andere Mark Twain heeft er gewoond en gewerkt. Het is bekend van diverse oude westerns en de jaren zestig tv –serie ‘Bonanza’. Deze laatste serie is overigens niet in Virginia City opgenomen maar op de Ponderosa Ranch vlakbij South Lake Tahoe. (Deze ranch is nu een soort pretpark. Zie de link: http://www.ponderosaranch.com/.) Zelf hadden wij Virginia City in 1988 bezocht en dachten dat de kinderen het nu ook wel aardig zouden vinden. We vinden het echter nog steeds te warm, en te laat, en aangezien we gisteren Bodie al gezien hebben, besluiten we door te rijden.
Fallon, onze overnachtingplaats, stelt niet veel voor. We vinden ons hotel en gaan daarna eten bij de McDonalds. Naast de McDonalds blijkt een gebeurtenis plaats te hebben die ongetwijfeld het jaarlijkse culturele hoogtepunt van Fallon zal zijn. De kermis. Uiteraard willen de kinderen er heen. Het is echt een kermis zoals je die in een klein Amerikaans plaatsje zou verwachten, met een centraal hokje waar je kaartjes koopt voor de attracties (een soort puntenboekje).
De kinderen mogen van ons in twee attracties en na uitgebreid overleg tussen Judith en Marijke wordt gekozen voor het Trappenhuis en het (mini) Reuzenrad. Vanuit het Reuzenrad zien ze nog meer interessante attracties waar ze in willen, maar aangezien we morgen een zeer lange dag voor de boeg hebben gaan we onder groot protest van de kinderen terug naar ons hotel.

Fallon – Baker, 28 juli

Dag 10: zondag 28 juli 2002
Fallon – Baker ( gereden afstand 396 miles, 634 km)
Overnachting: Border Inn (www.greatbasinpark.com/borderinn.htm) prijs kamer $40

Vandaag de langste etappe van de hele reis. Meer dan 600 kilometer van Fallon naar Baker over de highway 50. Deze weg heeft als officiële bijnaam ‘the loneliest road in America’ en volgt deels de vroegere route van de Pony Express. Uitgebreide informatie over de US 50 (inclusief een Survival Guide Book voor de Loneliest Road!) en Nevada kan je aanvragen bij de Nevada Commission on tourism: (Wij kregen gratis een heel pakket thuisgestuurd inclusief een wegenkaart van Nevada.)
De weg voert door grote dorre woestijnvlaktes, met heel af en toe een stukje groen met vee, afgewisseld door een reeks lage bergruggen, kale vlaktes en bergruggen. Hoewel we toch nog enkele tientallen tegenliggers tegen komen is deze “loneliest road” inderdaad aardig lonely. Tot onze verbijstering komen we in de hitte ook enkele fietsers tegen. Het schijnt een uitdaging te zijn om deze weg te fietsen.
Vijfentwintig mijl na vertrek uit Fallon zien we in de verte een groot wit zandduin liggen. De restanten van een prehistorisch strand van een zee die ooit het grootste gedeelte van het huidige Nevada omvatte. We blijven ons verbazen over de geweldige leegte van dit land. De paar steden die op de kaart nog heel wat beloven zijn vaak kleine dorpjes. Austin is heel anders dan Fallon. Het is kleiner en ligt samengepakt tussen de heuvels. We stoppen er echter niet. We hebben de lunch namelijk gepland in Eureka, maar tot onze grote verrassing zien we zo’n 30 mijl voor Eureka in dit lege landschap opeens een picknickplaats: de tafel heeft zelfs een overkapping zodat we heerlijk uit de zon zitten. Ideaal met deze hitte. Een picknickplaats langs de snelweg blijkt achteraf overigens vrij uitzonderlijk te zijn. Tijdens onze hele reis (bijna 5000 km) hebben we er niet meer dan 10 gezien. Wonderlijk dus dat we hier in dit verlaten woestijnachtig gebied er eentje tegen komen.


Na de picknick rijden we door naar Eureka waar we tanken. Voorbij Eureka wordt de weg kronkeliger. Tegen een uur of 4 komen we aan in Ely, dat wel weer een redelijke omvang heeft. In Ely is het Nevada Northern Railway museum. (http://www.nevadanorthernrailway.net/index.htm) Hier kan je oude stoomtreinen bekijken waarmee ook gereden wordt (je kan meegaan op een treintocht van een uurtje  of twee; kosten ongeveer $25 voor volwassenen). Hoewel het museum leuk lijkt, hebben wij noch de kinderen na al onze eenzame mijlen nog puf om er naar toe te gaan. Bovendien rijden er op dit tijdstip geen treinen meer.
We hebben allemaal dorst en gaan daarom naar een McDonalds. Tot teleurstelling van de kinderen vinden we het te vroeg om te eten en zit er geen happy meal in. Het blijft bij ‘pink lemonade’. In de McDonalds zien we weer enkele opvallend dikke Amerikanen. In Europa heb je ook wel dikke mensen maar in Amerika heb je er opmerkelijk veel en dan zijn ze vaak ook nog eens echt heel dik. Een fors gebouwde moeder met twee dikke kinderen naast ons drinkt een large -en ‘large’ is in Amerika echt ‘large’-  cola en haalt vervolgens nog een gratis ‘refill’. Tja, dat verklaart toch wel wat.
Na Ely rijden we naar Baker vlakbij het Great Basin National Park, het doel van morgen. Baker ligt iets meer dan een uurtje rijden van Ely af. Bij Baker hebben we een kamer in de Border Inn gereserveerd. De Border Inn blijkt een paar mijl buiten Baker te liggen, precies – ja de naam zegt het al – op de grens van Utah en Nevada. Er wordt dan ook geadverteerd met: slapen in Utah, gokken in Nevada. En de bijbehorende benzinepomp heeft de lage prijzen van Utah.


 

De Border Inn werkt behoorlijk op onze lachspieren; weliswaar hadden we ons er al niet veel van voorgesteld (met 40 dollar was de Border Inn het goedkoopste motel van onze reis) maar het is zo mogelijk nog wat desolater dan we hadden gedacht. De kamers bevinden zich in een soort barakken die los van het hoofdgebouw staan. Er staat een televisie op de kamer, maar daar is geen zender op te ontvangen want er is geen kabeltelevisie. De kinderen moeten het dus zonder Cartoon Network doen. Wel kan je bij de bar eventueel een videoband lenen. Verder ligt de wc-bril los op de wc, maar voor de rest is de kamer in orde. Hij is schoon, heeft goede brede bedden en een airco die je in deze hitte wel nodig hebt. In totaal zijn er iets minder dan dertig kamers –Marijke gaat ze allemaal tellen- over een paar gebouwtjes verspreid. Achteraf was reserveren niet noodzakelijk geweest. Meer dan de helft staat leeg. Nadat we ons geïnstalleerd hebben, gaan we eten.
Het restaurant (tevens winkel, bar en speelzaal) spreekt ons niet direct aan maar omdat we niet weten wat we in Baker kunnen verwachten besluiten we toch maar bij het motel te blijven voor het eten. Vergissing dus. Het eten is niet duur maar de kwaliteit van het eten houdt niet over. Niet alleen de entourage maar ook de overige bezoekers van de bar en de gokzaal van de Border Inn maken de maaltijd tot een bijzondere gelegenheid. Het betreft namelijk een groep Californian Hell’s Angels, zoals op de rug van hun jacks te lezen valt. Een oude grijze Hell’s Angel (hij is minstens 60 jaar oud) houdt vriendelijk de deur voor ons open. Een andere Hell’s Angel met meer getatoeëerde huid dan niet getatoeëerde huid draagt zo’n groot mes dat in Nederland direct drie arrestatieteams uitgerukt zouden zijn maar in Amerika mag je het blijkbaar dragen. Op een gegeven moment komt er vlak bij ons tafeltje een Hell’s Angel staan die aan het einde van deze warme dag een deodorant wel zou kunnen gebruiken. Judith zegt luidkeels: “die meneer stinkt” Ze heeft weliswaar gelijk maar sommige Nederlandse woorden zijn ook in het Engels heel goed te begrijpen. Wij verslikken ons bijna in het eten, maar de man lacht vriendelijk naar Judith. Nadat ze wat dollars in de gokkasten verloren hebben, scheuren ze er even later luidkeels met hun motoren er vandoor.
’s Avonds nog even lopend de staatsgrens over en een foto van de ondergaande zon gemaakt. We zouden hier niet graag willen wonen, maar het landschap, een grote dorre vlakte met lage struiken en op de achtergrond heuvels, is toch zeer indrukwekkend.
Daarna valt er hier weinig te doen, dus gaan we met z’n vieren verstoppertje spelen tussen de motelgebouwen door. Als ik gehurkt verstopt zit achter het voorwiel van een Amerikaanse jeep komt onverwachts een dame uit haar kamer en vraagt bezorgd of ik mij wel ‘all right’ voel. “Playing hide and seek” zeg ik zachtjes, maar helaas: Martin, die moet zoeken, ziet een dame tegen een auto praten en heeft gelijk door wat er aan de hand is. Grote hilariteit bij Martin en de kinderen en een lichte gêne van mijn kant.

Baker/Great Basin National Park, 29 juli

Dag 11 Maandag 29 juli 2002
Baker/Great Basin National Park ( gereden afstand in en naar het park 56 miles, 90 km)Overnachting: Border Inn (www.greatbasinpark.com/borderinn.htm) prijs kamer $40

Na het ontbijt rijden we naar het Great Basin National Park. Dit is één van de minder bekende nationale parken van Amerika. Het is ook nog niet zolang een nationaal park. Pas sinds 1986. Het heeft twee bekende ‘attracties’. Ten eerste de Lehman Caves, een grottencomplex, en ten tweede de Wheeler Peak, een ruim vierduizend meter hoge berg waarop de Bristlecone Pines bomen groeien. Voor informatie over het Great Basin National Park: Zie http://www.nps.gov/grba/ of de site http://www.great.basin.national-park.com/.
We rijden eerst naar het Visitor Center. Vanwege de hitte adviseert een ranger ons om ’s morgens naar de Wheeler Peak te rijden en daar te gaan wandelen en dan ’s middags de Lehman Caves te bezoeken. We schrijven in voor de rondleiding die om drie uur begint en rijden vervolgens de scenic drive van de Wheeler Peak op. 25 Minuten en een kronkelige weg later bevinden we ons bij het eindpunt van deze weg, een parkeerplaats op ruim 3500 meter hoogte. Vanaf hier loopt er een trail naar de Bristlecone Pines. Het is behoorlijk klimmen en we doen er met de nodige rustpauzes dan ook 75 minuten over om de bomen te bereiken.

 

Dan staan we wel oog in oog met de oudst levende boomsoort op aarde. De oudste boom hier is ruim 3200 jaar oud. Dit hebben ze kunnen meten door op verschillende plaatsen gaten in de stam te boren en de jaarringen te tellen. Voor het ontstaan van het park waren ze nog niet zo subtiel. In 1964 zaagde een student (overigens met toestemming van de US Forest Service!) een zeer oud lijkende Bristlecone Pine om, ging de jaarringen tellen en kwam toen tot de conclusie dat de boom liefst 4862 jaar oud was. Later onderzoek wees uit dat de boom zelfs al 4950 jaar oud was. Maar ja, hij was nu wel omgezaagd. Het is een raar idee dat sommige van deze Bristlecone Pines al leefden op het moment dat er in Egypte piramides gebouwd werden. De bomen zijn niet erg groot en zien er erg verweerd uit maar wel fotogeniek. We blijven er een half uurtje. De tocht omlaag gaat een stuk sneller dan omhoog en na 45 minuten afdalen zijn we weer bij onze auto.
We eten een heerlijke sandwich in de winkel / lunchroom bij het Visitor Center. Als de zeer vriendelijke serveerster hoort dat we de volgende dag naar Bryce gaan, komt ze met de tip om onderweg langs de Parowan Gap Petroglyphs te rijden. Op deze plek, zo’n 15 mijl ten noorden van Cedar City gelegen aan de weg welke loopt tussen de US 130 en I15 in, zijn Indiaanse rotstekeningen te zien. Volgens haar zouden onze kinderen dat heel leuk vinden. Ze laat een ranger zelfs een foldertje voor ons halen. We zijn er overigens niet heen gegaan, maar voor wie kinderen heeft, die in de indiaanse cultuur geïnteresseerd zijn, is het misschien een idee.
Om drie uur ’s middags gaan we ondergronds. Er zijn drie rondleidingen door de Lehman Caves. Van een half uur, van een heel uur en van anderhalf uur. Onze kinderen zijn niet van die grotbezoekers en een half uur vinden ze meer dan genoeg. De groep bestaat uit 15 man. Echt bijzonder is de grot niet. De gebruikelijke stalactieten en stalagmieten. Na een half uur voegt zich opeens een tweede ranger bij de rondleiding. Hij komt de vier mensen ophalen van de halfuursrondleiding. Hé, dat zijn wij. Het blijkt dat de halfuursrondleiding en de rondleiding van een uur samengevoegd zijn. Wij zijn de enige die voor een half uur gekozen hadden. Als we buiten zijn, zeggen Judith en Marijke dat ze eigenlijk nog wel langer in de grot hadden willen blijven. Had dat even eerder gezegd. Dan hadden we de rondleiding van een uur kunnen vervolgen.
Gezien onze ervaringen met het diner in de Border Inn gaan we in Baker op zoek naar een ander restaurant. Baker is niet echt een wereldstad. Sterker nog, zo gauw je Baker binnen rijdt, moet je op de rem staan anders ben je er door heen. We zien maar één restaurant, T&D’s. Je kan er zowel Mexicaans als Italiaans eten krijgen en er zit ook winkel bij. De eigenaren zijn Terry en Debbie Steadman. Nadat ze allebei twintig jaar voor AT&T gewerkt hebben, zijn ze teruggekeerd naar dit verlaten oord (‘returning to one’s roots’), een leven van “high technology and the big city life“ achter zich latend. Aldus hun internetsite, waar ook foto’s van het restaurant op te vinden zijn, (adres: http://www.greatbasinpark.com/td.htm) Het eten is in ieder geval een stuk beter dan dat van gisteren in de Border Inn. Tegenover T&D’s zien we het Silver Jacket Motel liggen, het andere motel van Baker.

Baker – Bryce Canyon, 30 juli

Dag 12 dinsdag 30 juli 2002
Baker – Bryce Canyon (gereden afstand 197 miles, 315 km)
Overnachting: Ruby’s Inn Campground (www.rubysinn.com/rv_camp.html). Prijs Cabin $ 51

Vandaag is het een feestelijke dag. Niet omdat we van Baker naar Bryce rijden maar omdat Martin jarig is. Hij wordt toegezongen en krijgt van Judith een cadeautje dat ze zonder iets te zeggen had meegenomen uit Holland. Marijke is wat verdrietig omdat ze voor de vakantie een tekening voor Martin had gemaakt maar deze thuis heeft laten liggen.
Na het ontbijt in de Border Inn tanken we en rijden we via de US 487 door Baker heen naar de SR 21. Heeft de US 50 de bijnaam loneliest road of America, deze SR 21 is nog veel lonelier. In het eerste uur komen we welgeteld 3 auto’s tegen. Terwijl wij het woestijnlandschap bewonderen bezingt op het meegebrachte cassettebandje Ede Staal toevalligerwijze het Groninger landschap. De landschappen lijken niet op elkaar. Even later wordt Ede Staal opgevolgd door K3, de muziekkeuze van de kinderen. Vanaf Miltford wordt het wat drukker en via Minersville en Adamsville bereiken we de I15. Na zo’n 20 mijl moeten we weer van de I15 af omdat we de SR 20 richting Bryce Canyon moeten hebben. Toevalligerwijze slaan de zes auto’s die voor ons rijden hier ook allemaal af. De voorste van deze auto’s is uiteraard de langzaamste en aangezien de SR 20 een kronkelige weg door een heuvelachtig landschap is, en er niet ingehaald kan worden, rijden we een kleine 40 mijl in een soort konvooitje naar de SR 89. Hier slaat het hele konvooitje rechtsaf. Blijkbaar gaat iedereen naar Bryce. Bij de afslag naar de SR 12 is het van hetzelfde laken een pak. Iedereen naar links. Even later gebeurt er echter iets grappigs. De voorste auto slaat opeens rechtsaf een klein weggetje in en het hele konvooitje volgt braaf. Wij zijn de enige die zien dat het echter niet de weg naar Bryce is maar naar een ‘restplace’ en we rijden dus door.


Bij Bryce hebben we bij de camping van Ruby’s Inn een cabin gehuurd. Het is echt een mooie blokhut. Zowel de kinderen als wij zijn er enthousiast over. Zelfs het hout ruikt lekker.


Een andere aangename verrassing is het zwembad vlak naast onze cabin. Dat was er in 1991 nog niet. De kinderen trekken onmiddellijk hun badpakken aan en de rest van de middag vermaken ze zich in het zwembad. Wij lopen ondertussen een rondje over de camping. Het motelgedeelte van de Ruby’s Inn heeft zich sinds 1991 behoorlijk uitgebreid. Op de plek waar wij elf jaar eerder ons tentje hadden opgezet, staat nu een groot motelgebouw.
Voordat wij ons ook in het zwembad storten, draaien we eerst nog even een was in de coin laundry van de camping. Daar staat ook een pc waarmee je tegen betaling kan internetten. We stoppen er twee dollar in en sturen een mailtje naar Nederland. Althans dat was de bedoeling. Net op het moment dat we op de verzendknop willen drukken is onze tijd voorbij en sluit de pc automatisch af. Mopperend op het stomme apparaat stoppen we er nu maar drie dollar in en herhalen het hele proces. Nu lukt wel om alles op tijd te verzenden.
’s Avonds eten we in het restaurant van de Ruby’s Inn. Daarna bekijken we aan de overkant nog even de winkeltjes. De kinderen mogen in soort stenenwinkel elk een zakje kopen dat je zelf mag vullen met  mooie stenen. Verbazingwekkend is het aantal stenen dat de kinderen in het zakje kunnen krijgen. Verbazingwekkend is ook de tijd die ze hier voor nodig hebben. De keus wordt wel zeer wel overwogen gemaakt.